-
1 overbodig maken
overbodig makenmake superfluous/redundantVan Dale Handwoordenboek Nederlands-Engels > overbodig maken
-
2 overbodig
♦voorbeelden:commentaar is overbodig • no comment neededoverbodig maken • make superfluous/redundantoverbodig te zeggen • needless to say -
3 pre-empt
[ prie:▪em(p)t]2 beslag leggen op ⇒ zich toe-eigenen, de plaats innemen van♦voorbeelden:3 their plans had been pre-empted by a government decision • hun plannen waren overbodig geworden door een regeringsbesluit -
4 dispense with
-
5 obviate the necessity/need of something
obviate the necessity/need of somethingEnglish-Dutch dictionary > obviate the necessity/need of something
-
6 obviate
v. afwenden; voorkomen; uit de weg ruimen[ obvie▪eet]1 ondervangen ⇒ uit de weg ruimen, voorkomen♦voorbeelden: -
7 save
n. redding, save (v. keeper)--------prep. buiten--------v. redden; sparen; passen op, letten opsave1[ seev] 〈 zelfstandig naamwoord〉————————save22 sparen ⇒ zuinig/spaarzaam zijn4 〈 religie〉verlossing/heil brengen ⇒ redden, verlossen♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉1 redden ⇒ bevrijden, verlossen3 overbodig maken ⇒ voorkomen, besparen♦voorbeelden:1 save the situation • de situatie redden, een fiasco voorkomensave someone from danger • iemand uit het gevaar reddensave time • tijd (uit)sparensave a seat for me • hou een plaats voor mij vrij〈 voornamelijk Brits-Engels〉 this will save me going into town • dat bespaart me een rit naar het dorp¶ God save the Queen • God beware/behoede de koningin————————save3♦voorbeelden: -
8 wegrationalisieren
wegrationalisieren1 door rationalisering vernietigen, overbodig maken -
9 end
n. eind; slot; beëindiging; dood--------v. beëindigen; stoppen; eindigenend1[ end] 〈 zelfstandig naamwoord〉1 einde ⇒ afsluiting, besluit2 einde ⇒ uiteinde, eind5 einde ⇒ vernietiging, dood♦voorbeelden:1 come/draw to an end • ten einde lopen, ophoudenput an end to • een eind maken aan, afschaffenthey are at the end of their resources • hun mogelijkheden zijn uitgeputin the end • ten slotte, op het laatst; uiteindelijkfor weeks on end • weken achtereenplace on end • rechtop/overeind zetten¶ at the end of the day • uiteindelijk, als puntje bij paaltje komtthe end of the line • laatste fase, kritiek stadiumbe at the end of one's tether • aan het eind van zijn krachten/geduld/mogelijkheden zijnkeep one's end up • volhoudenmake (both) ends meet • de eindjes aan elkaar knopensee an end of/to • een einde zien komen aancollide end on • frontaal botsenno end • heel erg, in grote mateno end of time • zeeën van tijdthe end • het summum→ bad bad/, big big/, bitter bitter/, dead dead/, deep deep/, dirty dirty/, east east/, loose loose/, thick thick/, thin thin/, wrong wrong/————————end21 eindigen♦voorbeelden:our efforts ended in a total failure • onze pogingen liepen op niets uitII 〈 overgankelijk werkwoord〉1 beëindigen ⇒ een eind maken aan, ophouden met2 conclusie/einde vormen van♦voorbeelden:end off something (with) • iets besluiten (met)3 end it (all) • er een eind aan maken, zelfmoord plegen¶ a novel/victory to end all novels/victories • een roman/overwinning die alle andere overbodig maakt/in de schaduw stelt -
10 waste
adj. overbodig, overtollig, niet uitgebuit; afvals-; verlaten; geruïneerd; woest; vervallen--------n. verkwisting; uitbuiting; verlies; vernieling; vernietiging; wildernis; woestijn; afval; bijprodukten van afval; riool (water)--------v. verkwisten, uitbuiten; ruïneren; beschadigen; uitdunnen; vergaan; vernietigd worden; likwideren; vermoorden (slang)waste1[ weest] 〈 zelfstandig naamwoord〉3 afval(product) ⇒ puin, vuilnis♦voorbeelden:3 go to waste, run to waste • verloren gaan, verspild worden————————waste21 woest ⇒ braak(liggend), verlaten♦voorbeelden:lay waste • verwoestenlie waste • braak liggen————————waste3♦voorbeelden:II 〈 overgankelijk werkwoord〉♦voorbeelden:waste time on something • tijd verspillen aan iets -
11 passer
passer [paasee]2 voorbijgaan ⇒ voorbijkomen, gaan (langs), passeren4 gaan (van … naar) ⇒ overgaan (naar, tot)5 doorgaan (voor) ⇒ gelden (als), passeren (voor)♦voorbeelden:défense de passer • geen toegangmon dîner ne passe pas • mijn avondeten ligt me zwaar op de maagcette histoire-là ne passe pas • dat verhaal is niet geloofwaardigla loi a passé • de wet is aangenomencette scène ne passe pas • die scène komt niet goed over (bij het publiek)laissez passer! • maak ruimte!, opzij!passer outre à qc. • geen rekening houden met ietsje suis passé par là • dat heb ik ook meegemaaktil faut en passer par ses volontés • men moet voor zijn wil buigenil faudra en passer par là • er zit niets anders openfin, passe pour lui • nu goed, voor hem maken we een uitzondering(cela) passe (encore), mais … • dat is nog tot daar aan toe, maar …passer prendre qn. • iemand komen ophalenen passant • in het voorbijgaan, terloopssoit dit en passant • trouwens, tussen twee haakjespasser sur les fautes de qn. • iemands fouten door de vingers zienpasser sur les détails • niet stil blijven staan bij details3 comme le temps passe! • wat gaat de tijd snel!faire passer le temps • de tijd verdrijvenfaire passer à qn. le goût, l'envie de qc. • iemand de lust tot iets doen vergaan〈 spreekwoord〉 tout passe, tout lasse, tout casse 〈 alles gaat voorbij〉cela lui passera • dat gaat wel overenfin, passons! • nu goed, laten we daar niet meer over praten!4 où est-il passé? • waar is hij gebleven?passer à l'ennemi • naar de vijand overlopenpasser en deuxième, seconde • overschakelen naar de tweede versnellingpasser en seconde • naar de vijfde klas gaanse faire passer pour • zich uitgeven voor1 oversteken ⇒ over-, doortrekken, overgaan, doorkomen, gaan door3 voorbijgaan ⇒ passeren, overschrijden4 aanreiken ⇒ overhandigen, aan-, doorgeven5 aanschieten ⇒ aandoen, aantrekken6 halen door, langs, over ⇒ strijken langs, over, steken door, in, vertonen 〈 film〉 ⇒ draaien 〈 plaat〉7 overslaan ⇒ voorbij laten gaan, weglaten♦voorbeelden:1 passer un mur • over een muur klimmen, springenpasser sa vie à manger et à dormir • niets anders doen dan eten en slapenpasser la seconde • naar de tweede versnelling gaanpasser un coup de fil à qn. • iemand opbellen〈 communicatie(media)〉 je vous passe … • ik verbind u door met …6 qu'est-ce qu'il lui a passé! • hij heeft hem er flink van langs gegeven!j'en passe et des meilleures! • en ik vertel nog niet ééns alles!1 gebeuren ⇒ zich afspelen, voorvallen4 het stellen zonder ⇒ missen, ontberen, afzien van♦voorbeelden:1 que se passe-t-il?, qu'est-ce qui se passe? • wat gebeurt er?ça ne se passera pas comme ça! • dat gaat zomaar niet!tout se passe comme si • het lijkt wel of, alles wijst erop datne pas pouvoir dire ce qui se passe en soi • niet kunnen zeggen wat er in zijn binnenste omgaat→ jeunesse4 je me passerais bien volontiers de cette corvée • ik zou maar al te graag onder dat karwei uit willen komenvoilà qui se passe de commentaires • dat maakt commentaar overbodig, dat spreekt voor zichzelf1. v2) gaan (van...naar)4) uitgezonden worden [film, radio]6) verbleken7) oversteken8) doorbrengen9) passeren, overschrijden10) over-handigen11) aantrekken12) halen door, langs, over13) vertonen [film]14) overslaan15) vergeven16) doen verdwijnen17) zeven18) boeken2. se passerv1) gebeuren2) voor-bijgaan3) missen, afzien (van)
Перевод: со всех языков на все языки
со всех языков на все языки- Со всех языков на:
- Все языки
- Со всех языков на:
- Все языки
- Английский
- Нидерландский